Onderweg
Een dagboek over mijn dolle reisavonturen.
Lumbini, 8 oktober 2016, 16u36 Lumbini. Geen hol te beleven en naar mijn gevoel 1000° C. Het voelt alsof ik terug in Death Valley ben. Jemig. Gisterenavond was ik gewoon te lui om mijn verhaal neer te pennen maar geloof me… wat een verhaal! We baalden nog omdat we niet konden springen en Lieke en ik hebben schrik om op 7 oktober onze gordijnen te openen. Schrik om wolken maar vooral regen te zien. Het enige dat ik zie bij het openen van onze groezelige, ooit felgele, gordijnen met rode schreeuwerige bloemen is zon. Zon! Onze tweede vrees waren de wind en de wolken. Maar onze vrees blijkt ongegrond. Om 9u komt het busje ons halen. Hierdoor verandert onze planning en vertrekken we pas drie uur later dan gepland richting Lumbini. Na een meer dan hobbelige rit in de bergen – het is nu al de derde keer dat we hem doen – komen we aan op hét punt. Het punt waar we gaan lopen, springen, vliegen. Het punt waar we van controlerende mens veranderen in een nietige aardbewoner die afhankelijk is van thermiek, wind, zon, de natuur. Mauri, mijn ‘pilot’ legt me nog één keer de start uit. Hij is wat humeurig en laat me zelfs één keer vallen op de grond, als test, maar kranig sta ik weer recht. Niet van plan mij deze ervaring te ontzeggen. Ik mag niet achterover hellen. Ook niet voorover. Bij drie moet ik beginnen wandelen en goed naar voor duwen. Als hij “run” zegt, moet ik… lopen. En daarna gewoon zijn instructies volgen. In de lucht. Of ik nerveus ben, vraagt hij. “Oh yes!”, zeg ik. Da’s goed, repliceert hij, want dan ga ik exact doen wat hij zegt. Hij is wat bazig, maar dat wist ik al van gisteren. Arrogant ook. Maar hij is moe en dus wat stil. Ik vind het allemaal best, zolang ik maar de lucht in kan. “Are you ready?” “Euhm, I guess…” Eerlijk? Ik doe me stoerder voor dan ik ben. Van een berg af lopen, waar stenen liggen en putten zijn. En niet mogen stoppen met lopen, want anders vallen we lelijk? Nou, daarvoor moet je zin hebben. En geloof me: ik had er ontzettend veel zin in. Mauri telt af, of liever: op. 1 2 3 Ik begin te wandelen en weet dat hij nog met zijn rug naar me toe staat om het grote oranje gekleurde rechthoekige zeil de lucht in te trekken. Hij draait zich om. Ik voel hem achter me. En dicht bij mijn oor roept hij: “And now run!” In de mate van het mogelijke – met kabels en touwen om je heupen en knieën, een persoon van 1m90 achter je en een gevaarte van 30 kilo zeil is dit niet eenvoudig – begin ik te lopen. De berg af. Een stap, twee, drie. Na een tiental passen voel ik plots de grond niet meer onder mijn voeten. De wind komt onder het zeil en neemt ons mee de lucht in. “You can lean back and sit. Relaaaax! Enjoy!” Ik kan niet anders dan genieten. We zweven over rijstvelden, bomen, huizen, hutjes, die wel speelgoedhuisjes lijken,… Mauri speelt met de touwen, links, rechts en de thermiek. Voor ons zweven wel zeker 15 andere parachutes in allerlei bonte kleuren. Boven en onder elkaar en allemaal met de wijzers mee varen ze op de wind. Het is een prachtig schouwspel waar wij ook deel van uitmaken. We zweven ergens onderaan en gaan steeds hoger en hoger. Links ligt de Machnapuchhre (vrij vertaald: de fishtailmountain). Zijn top komt boven alles uit en de sneeuw weerkaatst in het zonlicht. De berg is 6997 meter hoog en wij vliegen op amper 1400 m hoogte. Als we de hoogte van 1600 meter bereiken gaan we weg van de groep en glijden over het meer. 3Ready for some action?”, vraagt Mauri. “Oh hell yes!”, zeg ik met de grootste overtuiging. Ik zit met een grote glimlach om mijn mond en krijg het niet voor mekaar te stoppen met lachen. Wat een gevoel geeft dit je. Je voelt je nietig omdat je van de natuur afhankelijk bent en tegelijkertijd voel je je zo groot. Alsof je de wereld aan kan. Het is prachtig! We vliegen over het meer en Mauri trekt aan het touw rechts. De parachute zwenkt naar rechts en wij, die eronder bengelen, gaan de linkerkant op. Bijna hangen we horizontaal (ja, mijn gevoel voor drama speelt hier een ietsiepietsie rol, maar geloof me we hingen scheef!). Aan een hoge snelheid maken we rondjes om onze eigen as. Jemig, wat leuk! Ik moet luidop lachen. Als we heel wat hoogte verloren hebben door de ‘action’, moeten we ons klaarmaken om te landen. Onder ons zwemt een waterbuffel lustig rond in het koele meer. Geen idee wat er zich boven zijn hoofd afspeelt. Of althans: geen interesse. We maken een perfecte landing. Snel keren we ‘hotelwaarts’ om de bus in de klauteren richting Lumbini, waar we negen uur later veilig aankomen. Vandaag op het programma: tempels! En meer valt er ook niet over te zeggen. Behalve dan van de riksja’s. Onze chauffeurs brengen ons in de felle zon van tempel naar tempel. Meer dan 100 kilo moeten ze voortduwen. Op een gammele fiets met verroeste ketting. Ik haat het. Ik voel me alsof ik een zweep in mijn handen houd. Ik voel me een beul. Maar onze gids, Rohit, zegt dat we hem werk geven. En zo ook geld. 500 Roepies per persoon = 1000 per riksja = € 8,5 in totaal. Een peultje, maar voor hen van groot belang. Op het einde van de rit zeg ik wel duizend keer ‘Bedankt’ en voel me ontzettend schuldig. Als we, na onze dolle avonturen ons even terugtrekken in onze kamer om ons op te frissen (bij 1000° celcius is dit zeker een overbodige luxe) zie ik plots ‘iets’ op mijn bed liggen. Die iets bleem poep. Stront. Kak. Van een gekko. Op mijn bed. Een gekko. Op mijn matras! Stiene vraagt of hij misschien nog in de kamer is en plots spot ik vanuit mijn rechter ooghoek een dierlijk individu op onze lamp. Jeetje, we schrikken ons rot – terwijl dat beest meer schrik heeft van ons dan wij van hem, ja ja Jeroen, we know! Maar hij poepte op mijn bed. De snodaard. En zo komt het dat we voor twee nachten drie verschillende hotelkamers hebben. Een keer omwille van een kapotte douche en een keer voor een arme (lieve) gekko. We zullen het maar op ons westers verwend ‘gat’ steken zeker?
0 Comments
Leave a Reply. |
Elise→ 30-something something Archives
August 2023
|